reclame – over banners en borden

Onlangs kwam ik op ‘mijn klein lochtingske’ terecht zonder aangemeld te zijn, en zag ik de site zoals bezoekers – mochten die er zijn – ze zien. Het was een beetje vreemd om daar een advertentie bij te zien. De gedachte dat iemand betaalt om te adverteren, en de advertentie komt dan mede terecht op deze geheel van bezoekers verstoken plaats, waar het zelfs niet de bedoéling is dat er veel volk komt naar kijken, vond ik wel grappig.  Zelfs ikzelf krijg die advertenties niet te zien wanneer ik hier iets schrijf. Ik hoop voor de adverteerder dat zijn advertenties ook op drukker bezochte plaatsen verschijnen, maar dat zal vanzelfsprekend wel. Het kan me overigens geen hol schelen hoe goed of slecht het geld van die adverteerder besteed wordt. Zulke commerciële advertenties zijn meestal toch maar vervelend tot ronduit irritant.

Nochtans heb ik zelf ook reclameborden hangen in huis en op ons terras. Bij m’n bescheiden lochtingske hoort ook een bescheiden woning. Toen ik dit huis kocht was het een nog veel kleiner huisje. Een klein bouwvallig krot, geheel conform mijn toenmalig budget. Maar de tuin en het uitzicht spraken me aan, alsook de ligging vlakbij m’n toenmalige arbeidsplaats. Dat ik me niets duurders kon veroorloven, speelde natuurlijk ook een rol van formaat. Er moest flink wat verbouwd worden om het bewoonbaar te maken, en wie verbouwing zegt, zegt ook graven. Naast m’n huis was er ooit een gracht. Die bestaat nog steeds, naast de lochting, maar naast het huis is die gracht dichtgegooid met steenpuin. Ik vond daar een aantal oude emailborden, die samen met dat steenpuin in de gracht gegooid waren. Natuurlijk heb ik ze uit de grond gehaald. Best mooie exemplaren, al zijn er natuurlijk beschadigingen door de tand des tijds en door het omringende steenpuin.

deze vind ik de mooiste

Ik vind ze te mooi om weg te doen, dus heb ik ze opgehangen. Vier stuks hangen in de inkomhal, en de overige drie heb ik opgehangen aan de afsluiting naast ons terras.

Een blik op eBay en andere tweedehandssites leert al snel dat deze niet geheel waardeloos zijn, al moet je je daar nu ook geen fenomenale bedragen bij voorstellen. Het gaat in de orde van grootte van honderden euro, misschien allemaal samen wel duizend. De borden zijn gemaakt in de vroege jaren ’50 – het jaartal staat erop vermeld. Dergelijke emailborden zijn behoorlijk in trek bij verzamelaars, en bij mensen met een discutabele smaak – al valt over smaken bij voorkeur niet te twisten – die het eerder gewoon decoratief willen gebruiken, zoals ik dus.

van deze heb ik er twee – de mooiste van de twee hangt in de inkomhal

Een huisje dat destijds gelijkaardig was aan dat waar wij nu wonen, een vijftigtal meter verderop, was vroeger één van de vier cafés in onze nochtans niet zo druk bewoonde straat buiten het toenmalige dorpscentrum. De Vlaamse cafécultuur… beslist canonwaardig. (Misschien is dat wel de reden waarom de voorbije jaren zovele NVA-prominenten ladderzat uit hun auto gehaald werden: zij leven gewoon volgens hun Vlaemsche canon.) Intussen is het eens zo landelijke dorp een randgemeente geworden, versmolten met de leutigste stad van het land, en zijn bijna al die dorpscafés verdwenen. Ons huizeke was trouwens een soort kruidenierswinkeltje in die tijd, en soms was de grens tussen winkeltje, café en woonhuis nogal vaag. Op een dag stond de buurvrouw, een al wat oudere dame, naar die borden in mijn gang te kijken, en zei ze “Ik heb daar misschien nog een foto van, van vroeger”. Even later stond ze terug aan de deur met een kopie van een oude foto van niet zo goede kwaliteit. Op die foto: dat intussen afgebroken winkeltje, met naast de deur één van de emailborden die nu, na tientallen jaren in de grond, bij ons in de gang hangen.

Het dorp is geen dorp meer, de kleine cafés en winkeltjes zijn voorgoed verdwenen, maar die reclameborden zijn er nog. Ze zullen mij wellicht overleven, en nog generaties na mij.

Groeten,
Guy

Toevoeging 29/05/2020:
Jaren geleden was het mogelijks een goed idee om die borden aan de afrastering te hangen, om de doorkijk te beperken. Intussen is de afrastering allang helemaal begroeid met klimop, en hingen ze daar wat ongelukkig. Ik heb ze dan maar een nieuw plekje op het terras gegeven:

Advertentie

tuinbonen (labbonen) en mangetouts (peultjes, sluimererwten)

Het is misschien een beetje laat op het jaar om over tuinbonen en mangetouts te beginnen, maar wie ben ik om mij daar noemenswaardige zorgen over te maken. Als ik niet zeur over tuinbonen, dan zeur ik wel over iets anders. Of zeur ik op Twitter godbetert wat over politiek.  Nee, serieus, al dat extreemrechts en racistisch gejank op Twitter hangt me soms wat de keel uit. En dan tweet ik soms iets over mijn gedoe met plantjes, en dat is veel plezanter. Ik tweette eind 2018 eens over hoe enthousiast ik uitkeek naar het volgende lochtingseizoen, terwijl ik aan het revalideren was nadat ik een hele tijd flink in de kreukels gelegen had. Iemand raadde me daar aan om eens tuinbonen te proberen.

Met de tuinbonen ben ik begonnen tijdens de eerste week van februari. Mijn schoonvader, nochtans zelf een langdurige moestuinier, was heel verbaasd toen ik hem vertelde dat ik daar op dit onzalig vroege tijdstip, midden in de winter, reeds mee begon. Na m’n voorbereidend huiswerk was ik evenwel tot het besluit gekomen dat dit wel degelijk de juiste periode was, tenminste wat het voorzaaien in een serre betreft. En ook: het was een behoorlijk zachte februarimaand.

Ik had een heleboel kleine potjes met aarde gevuld, in elke potje een boon gestopt. Nadien viel dit gemakkelijk buiten uit te planten, tussen stokken waaraan ik touwen kon vastmaken om de redelijk hoge planten enigszins recht te houden. Jazeker, het WWW is een geweldig leerrijk medium. Zonder het internet had ik nooit tuinbonen gezaaid. Vooreerst had ik niet van het bestaan van deze groente afgeweten, laat staan dat iemand me via sociale media getipt had om dit vast en zeker eens te proberen.

begin februari voorzaaien in de serre – dit stond eigenlijk wat te nat

En wat hebben we geleerd? De voorgezaaide bonen niet te vochtig houden! De potjes stonden allemaal in grote schalen, omdat dat gemakkelijker is om de hele reutemeteut te verplaatsen. Die schalen stonden op de aarde in de serre niet helemaal vlak, waardoor water zich verzamelde aan de laagst gelegen kant. De bonen daar bleken naderhand allemaal verrot in plaats van ontkiemd. Niet zo erg, ik had er genoeg. Een dikke maand later konden de plantjes buiten uitgeplant worden, en…. groeien maar!

Vanaf begin juni kon ik beginnen met oogsten. Zo’n tuinboon wordt een flinke joekel. Het gaat echter niet om de peul, maar om de bonen die daarin zitten. De peul wordt niet gegeten. Het bereiden is wel een beetje prutswerk: de bonen uit de peulen halen, koken, voorzichtig de harde pel van de boon verwijderen. Maar het is plezant en vooral lekker om een flink handvol van die bonen in een slaatje te verwerken.

Ik was ook van plan om nog eens peultjes te zaaien, te onzent ook wel mangetouts genoemd. Enkele jaren geleden had ik dat al eens heel bescheiden geprobeerd, maar dat was geen groot succes, om niet te zeggen een totale mislukking. Ik oogstte de eerste peultjes te laat, waardoor ze te groot, hard en draderig waren. Toen vertrokken we op reis (ik heb geen flauw idee meer waarheen de reis ging), en toen we terugkwamen waren de peultjes niet meer te vreten.  Ik heb wel nog enkele planten verder laten groeien, voor boontjes als toekomstig plantgoed.

Dezelfde dag dat de tuinbonen geplant werden, heb ik ook de mangetouts gezaaid, na enkele uren voorweken. De ene kant van de draad (naast een kiekendraad of zo planten, want anders kunnen mangetouts niet omhoog groeien) kwam zaaigoed dat ik in de winkel gekocht had, aan de andere kant de bonen die ik nog had van m’n mislukte poging een jaar of drie tevoren. En uiteraard moet je bonen en dergelijke beschermen tegen hongerig gevogelte. Zodra de boontjes boven de grond komen piepen, worden ze uitgepikt door duiven en andere gevleugelde beesterij. Blijkbaar zien de opkomende plantjes eruit als een vette lekkernij, de kutbeesten trekken ze uit de grond, proeven eens, besluiten dat het niet lekker is, en laten het kapotte scheutje vervolgens gewoon liggen.

Opvallend: de oude zelf gewonnen bonen zijn zowat allemaal uitgekomen, maar van de nieuwe gekochte is er bijna geen enkele ontkiemd. I must have done something wrong there, ofwel deugde het zaaigoed niet, maar het zal niemand verbazen dat ik gok op het eerste.

Soit, uiteindelijk toch een behoorlijke oogst gehad. Ook de mangetouts zijn heel geschikt gebleken om te verwerken in een slaatje, maar ik heb ze toch vooral gebruikt als groente bij de ‘Oosterse’ wokgerechten die ik het voorbije jaar trachtte te koken. Zolang je de peultjes maar niet te groot laat worden, kan je er best wel leutige dingen mee doen. Ik oogstte ze vanaf juni, wanneer ze 4 à 6 cm lang en nog heel plat waren. Zodra ze groter worden of de boontjes zich beginnen te ontwikkelen, is het te laat en zijn ze te draderig. Al zal dat wel van de variëteit afhangen, doch ik ben ook maar een onwetende amateur die zomaar wat probeert. En uiteraard heb ik ook nu de peulen die ik niet tijdig oogstte, gewoon laten hangen voor nieuw plantgoed.

Momenteel hebben we nog de laatste restjes van beide peulvruchtensoorten in de diepvriezer zitten. Het zijn dankbare groentjes. Bijkomende lochtingpret is dat dit vroege groenten zijn en dat je na de laatste oogst (dat was hier rond eind juli) nog iets anders op dezelfde plaats kan zetten. Volgend jaar opnieuw!

Groeten,
Guy


PS: Nu ik eraan denk; ik heb de persoon in kwestie nooit bedankt voor de tuinbonentip. Snel even in orde brengen!

Ok, Nieuw-Zeelandse spinazie… we’ll think about it…

peper en paprika: the amazing great picture gallery

paprika in serre – 19/09/2019

Schreef ik nu toch wel stukjes over m’n belangwekkende avonturen met peper en paprika zonder te controleren welke foto’s er nog op m’n tablet stonden zeker! Zowat alle foto’s uit m’n klein lochtingske zijn genomen met een tablet. Voor m’n dagdagelijkse telecommunicatie gebruik ik nog een dumbphone, bij gebrek aan smartphone. De mensen die mij kennen, en zeker de mensen die me niet kennen, vermoeden vermoedelijk dat ondergetekende gewoon de interessante wil uithangen door enigszins contrair te doen qua telefoongebeuren. Volgens mij klopt dat niet, maar ik sluit niet uit dat de mensen die mij kennen, en zelfs de mensen die me niet kennen, me beter kennen dan ikzelf.
Ik heb een decennium lang een Nokia 3310 gehad, en toen die uiteindelijk finaal de geest gaf, bevond ik me in een situatie waarin ik dag en nacht bereikbaar moest zijn en ik me geen telefoon met een platte batterij wou riskeren. Op de wachtlijst voor longtransplantatie en zo. Dus kocht ik de nieuwe versie van die 3310. Om de twee weken hang ik die eens aan de oplader, en nog nooit een platte batterij gehad.

Eerlijk gezegd zit ik ook niet te wachten op een smartphone. Jazeker, zo’n ding heeft talloze mogelijkheden en tierelantijntjes, de ene al verbazingwekkender dan de andere, maar ik geloof ook nogal sterk in de Wet van Behoud van Gedoe. Anyway, die telefoon mag dan wel een uitstekende accu hebben, maar de camera is toch iets van den hond zijn gat. Om maar te zeggen: ik neem tegenwoordig vooral foto’s met de tablet. Omdat ik die foto’s niet allemaal op die tablet wil laten staan – op de duur vind je tussen het bos de bomen niet meer terug – gooi ik die hier maar op WordPress, en kan ik ze zonder enige wroeging van die tablet deleten.
Of die foto’s dan zo belangrijk zijn dat ze voor het nageslacht moeten bewaard worden? Ba nee gij. Ik ga ervan uit dat die foto’s op die manier gewoon nog enkele jaren beschikbaar zijn voor mezelf, voor het geval ik onverhoeds een vreemde maar onweerstaanbare aandrang zou krijgen om ze nog eens te bekijken, zonder dat ik ze zelf moet opslaan en overzetten en back-uppen en weet ik veel wat allemaal, en voor de rest kan het me maar weinig schelen.
Maar misschien kunnen die foto’s anderen dan ter lering en vermaak dienen, hoor ik u al denken. <irony> Ja hoor, da’s zeker dat! </irony>

puntpaprika in de serre – om niet af te breken door het gewicht van de paprika’s krijgen de zwaarste takken wat steun met een touwtje – 27/08/2019
de puntpaprika’s in de serre krijgen een prachtige rode kleur als je ze lang genoeg laat hangen – 24/10/2019
deze vruchten hangen aan een plant in een pot op het terras – ook ‘gewone’ paprika verkleurt van groen naar rood wanneer je genoeg laat rijpen – 19/09/2019
tussen het groene en rode stadium zien ze er minder mooi uit – dezelfde paprika negen dagen eerder – 10/09/2019
deze paprika wordt bijna zwart alvorens hij van groen naar rood verandert – serre – 24/10/2019
geregeld oogstte ik 15 à 20 pepertjes om in kleine stukjes gesneden in te vriezen – 22/08/2019
twee peper- en een paprikaplant op het terras in een bloembak die te klein was om veel opbrengst te geven (de bak is kleiner dan hij eruitziet) – 20/06/2019
in de linkse vierkante bak staan twee peperplantjes en een stinkertje – wist ik veel dat die laatste zou snel zou groeien en zo groot zou worden dat de andere plantjes bijkans verstikten – 18/05/2019

Bwa, zo veel foto’s blijken dat nu toch niet te zijn, zou een kritische lezer nu wellicht ontgoocheld denken. Gelukkig is dat niet erg, want ik heb hier geen kritische lezers. Meer nog: ik heb helemaal géén lezers!

M’n vorige krabbels over peper of paprika vind je hier:
https://mijnemoestuin.home.blog/2019/10/23/paprika/
https://mijnemoestuin.home.blog/2019/10/18/pepertjes-deel-ii/
https://mijnemoestuin.home.blog/2019/02/07/pikantigheid-met-peper/

Groeten,
Guy

paprika

De vorige keer deed ik via dit medium de wereld kond van mijn bescheiden probeersels met peperplantjes, want de wereld zat daar ongetwijfeld op te wachten. En wie peper zegt, zegt ook paprika. Enfin, misschien ook niet, weet ik tenslotte veel. Het is in ieder geval dezelfde plantenfamilie Capsicum Annuum, en je kan het ongeveer op dezelfde manier kweken. Hollanders noemen pepers soms ‘hete pepers’ en paprika’s ‘zoete pepers’. Maar vertrouw Hollanders nooit blindelings wanneer het over eten gaat.

twee paprikaplantjes in de serre, gecamoufleerd door rucola en klaver, op 8 juni

Ik gebruik heel vaak paprika. Ik weet nog dat ik daar als kind niet al te gek van was, en ik was soms langer bezig met minuscule stukjes uit m’n eten te pietsen dan ik daadwerkelijk aan het eten was. Heden te dage gebruik ik zowat twee keer per week paprika bij het koken, dus vond ik het zeker de moeite waard om het zelf eens te proberen kweken. Daarnet heb ik de laatste gewone paprika’s en één van de laatste puntpaprika’s gebruikt om spaghettisaus te maken. Aan de bijkans lyrische reactie van vrouwlief te horen, was ik niet de enige die de saus heerlijk vond. Al sluit ik niet uit dat ik de zaken hier mogelijks enigszins overdrijf.
Het zijn de laatste paprika’s van het seizoen, de dagen zijn al flink gekort, en het is al enkele weken regenachtig en frisjes, wat maakt dat de laatste exemplaren vrij klein waren. Twee stuks hingen aan een takje dat onder hun gewicht bezweken was. De puntpaprika had wél een aardig formaat. Er hangen op dit ogenblik nog drie van die lange paprika’s in m’n kleine serre. Die zijn vast en zeker op vooraleer het nog kouder wordt.

Ik heb m’n zaadjes gewoon uit supermarktpaprika’s gehaald. Op het WWW lees je dan steevast waarschuwingen over hybride variëteiten die onvruchtbaar zijn of die allerlei misbaksels voortbrengen. Niks van gemerkt, zowel de zaadjes van de gewone paprika als van de zogeheten puntpaprika brachten, voor zover ik kan beoordelen, vrij normale vruchten voort.

De zaadjes zijn gewoon op een velletje keukenpapier gedroogd, en in een papieren omslag bewaard in een bakje bij m’n andere zaadjes.

Begin februari heb ik zaadjes enkele dagen laten voorweken in een potje water op de radiator, in een wc-rolletje met aarde gedaan, en in een plastieken potje (zie ‘plastieken brol‘) terug op de radiator gezet. Het ontkiemen ging heel vlot.

Zo zag het raam op de eerste verdieping dus eruit op 6 februari. Ik denk dat ik dit het komende jaar iets rustiger ga aanpakken 😉 Van veel zaken is het zinloos gebleken om al zo vroeg te zaaien.

De plantjes groeiden traag, de dagen waren immers nog kort en de nachten fris. Des huizes wordt de verwarming ’s nachts immers zo goed als afgezet, behoudens een minimumtemperatuur van een graad of veertien. Eind maart kon ik de plantjes verspenen naar kleine bloempotjes, die nog steeds in huis bleven. In het voorjaar van 2020 zal ik de plantjes wellicht sneller kunnen laten groeien dankzij m’n in mekaar geflanst klein verwarmd en verlicht kweekbakje.

Zodra de kans op nachtvorst definitief geweken was, half mei (de ijsheiligen!), heb ik twee plantjes (één ‘punt’ en één ‘gewoon’) in de serre geplant, en twee stuks ‘gewone’ in een pot op het terras. Net als bij de pepertjes was dit misschien wat vroeg om buiten te zetten, want vooral de nachten waren soms nog redelijk koud. Maar enkele weken later werd het warmer, groeiden de planten, en kwamen er bloemetjes en vruchten aan. Even lichte ongerustheid toen de groene paprika’s donkere, bijna zwarte vlekken begonnen te vertonen, maar dat bleek gewoon de overgang van groen naar rood te zijn. Net als bij pepers geldt hier: je kan ze groen oogsten en eten, of je kan wachten tot ze rood zijn.

in de serre – 23 april
terras (tussen twee peperplantjes) – 18 mei
(deze plantenbak was trouwens wat te klein – slechts drie kleine paprika’s)

Wat me wel duidelijk geworden is, is dat de zomer in ons Belgenlandje eigenlijk veel te kort is voor zulke planten. Ze zijn gezaaid begin februari, en het grootste deel van de oogst was pas in september en oktober. Ik veronderstel dat ik veel meer kan oogsten als ik de plantjes meer voorsprong geef vóór de zomer. Ik ga proberen om ze, samen met de pepertjes, reeds in januari te zaaien, en ze ook meer licht en warmte te geven in die vroege voorjaarsmaanden. En zeker niet naar buiten brengen als de nachten nog te koud zijn. Vele tientallen paprika’s zullen in 2020 ongetwijfeld mijn deel zijn!

zaaikalender voor paprika volgens ‘Diana’
zaaikalender voor paprika volgens VELT

Groeten,
Guy

pepertjes – deel II

Ik had reeds een kleinigheid geschreven over m’n pepertjes, maar dat was nogal summier. Zie ‘pikantigheid-met-peper‘. De eerste plantjes waren toen amper verspeend naar een bloempotje, en de eerste bloemknoppen kwamen piepen. Vandaag heb ik de laatste reeks pepertjes geoogst, dus vond ik het tijd om m’n bevindingen van m’n eerste pepertjeskweek even op digitaal papier te zetten.

De zomers zijn in ons land eigenlijk te kort en te koud voor peperplantjes, dus moet er reeds vroeg in het jaar in huis voorgezaaid worden. Een eerste reeks had ik gezaaid begin januari, een tweede reeks begin februari. Beide reeksen zijn ontkiemd en uitgegroeid tot vruchtdragende plantjes, en er was na een tijdje geen verschil meer te merken tussen de vroegste en de latere. Twee plantjes heb ik binnen in een bloempot gehouden, twee in de serre geplant, en een viertal in potten op het terras. In huis hebben de pepertjes duidelijk gaarne een plekje met veel zon en warmte. Wel voldoende water geven. Het blijken nogal dorstige planten te zijn, al wil ik voorzichtigheidshalve bevestigen noch ontkennen dat ze dit hebben van ondergetekende, zijnde hun faunatische pleegvader. Eén van die planten staat op een zuidelijke vensterbank en draagt nu, midden oktober, nog steeds verse pepertjes. Ik schat dat ik er een vijftien à twintig verse pepertjes van geoogst heb. Ik vraag me af of het daar zou kunnen overwinteren en volgend jaar gewoon verder groeien en vrucht dragen. Misschien moet ik het wat snoeien, weet ik veel. Het WereldWijde Web van Wijsheid is daar niet echt duidelijk over.

pepertjes op de vensterbank
méér pepertjes op de vensterbank

De tweede plant stond aan een noord-westelijk raam en deed het begin september minder goed: er hingen nog amper twee pepertjes en drie bloemetjes aan. Deze plant heb ik aan m’n moeder gegeven. Zij heeft groene vingers én een warm zonnig beschut terras waar het plantje wel goed zou gedijen. Ze was daar klaarblijkelijk redelijk blij mee. Het plantje staat nu aan hun grote zuidelijk gelegen raam, op een vloer met vloerverwarming. De laatste keer dat ik het plantje zag, een week of twee geleden, zag het er heel goed uit. In een grotere pot, een flink stuk gegroeid, en veel nieuwe bloemetjes. Gelukkig dacht ik er bijtijds aan dat de woning van m’n ouders zo goed als insectenvrij is, laat staan dat m’n moeder daar ongestraft iets bij-achtigs zou laten vliegen om te boel daar een beetje te bestuiven. Ik heb dan maar zelf m’n beste bijengezicht opgezet en een poging gedaan om het geslachtelijk gebeuren bij die bloemetjes manueel te voltrekken. Mijn moeder vond dat wel een beetje vreemd en leek niet vertrouwd met dit soort kunstmatige inseminatie van flora. Benieuwd hoeveel pepertjes daar zullen groeien.

De plantjes in de serre stonden in volle grond, en hebben een pak meer pepertjes afgeleverd. Dat de serre in de zomer heeltegans open staat en derhalve een vrij buffet is voor bestuivend ongedierte, kan natuurlijk ook een rol gespeeld hebben. Ik denk wel dat de plantjes een week of twee te vroeg in de serre geplant zijn. Het is enkele nachten vrij koud geweest – in de serre zakte de temperatuur nog tot een schamele 6°C – en de plantjes hebben het enkele weken lang vertikt om verder te groeien. Tijdelijke groeistilstand dus. Peperplanten hebben warmte nodig, veel warmte. Hoe warmer hoe liever ; minder dan 10°C wordt niet gewaardeerd. Maar uiteindelijk kwam alles goed. Beide plantjes staan nog steeds in de serre, maar ik vermoed stellig dat ik de laatste restjes maar beter op een pizza klets, en de plantjes naar het compostvat verwijs. Óf ik laat ze staan om te zien wat er gebeurt…

Wat betreft de peperplantjes op terras ben ik een beetje een dom kalf geweest. Enfin, toch minstens een onwetend kalf. Of nee: toch gewoon dom. De potten waren groot genoeg, denk ik, maar aangezien ik vond dat ons terras toch wel een ietwat fleurige aanblik mag bieden, heb ik in elke pot ook een stinkertje geplant. Die stinkertjes groeiden evenwel veel sneller dan de peperplantjes, en in de zomer moest ik zelfs een stuk van de stinkers amputeren omdat ja het peperplantje erachter amper nog kon zien. Wellicht hebben die welriekende sloebers het grootste deel van de beschikbare wortelruimte en voeding in beslag genomen. Ik kan het ze niet verwijten. De oogst aan verse pepertjes was mager in die potten.

Al bij al had ik heel behoorlijk veel pepertjes. Ik schat dat er nu nog een stuk of 50, weliswaar in verhakselde toestand, in een potje in de diepvriezer zitten, wellicht genoeg tot de volgende oogst. Ik heb ze zowel rood als groen geoogst. Rood zijn ze pittiger dan groen. Enkele weken geleden hadden we hier een buurtfeest (een bescheiden gebeuren met enkele straatbewoners) waarbij ieder verzocht werd om een hapje en/of een drankje mede te brengen. Bij ons waren dat cupcakes die door m’n lieftallige twaalf jaar jonge dochter gebakken waren. (In onze tijd moesten we er als twaalfjarige niet aan denken om zelf koeken te beginnen bakken. Kinderen hadden zich niet te moeien met levensgevaarlijke grotemensendingen zoals koeken bakken en wie niet akkoord was kon godverdomme een draai om z’n oren krijgen. Niet alles was vroeger beter.) Maar genoeg afgedwaald. Ha, dacht ik dus, ik heb momenteel ook zoveel pepertjes, laat ik er een aantal meenemen om weg te geven aan mogelijks geïnteresseerden die op het buurtfeestje aanwezig zijn. Je voelt het wellicht al komen: m’n potje met pepertjes, die behoorlijk heet waren, kwam terecht naast de cupcakes. Even later zag ik m’n overbuurman zo’n pepertje nemen en er enthousiast in happen, foutievelijk denkend dat het milde pepertjes betrof die als hapjes dienden. How wrong he was. Zijn reactie laat ik graag aan jullie verbeelding over, maar ik wil wel een hint geven:

Ik heb in de loop van dit jaar vaak op m’n lui gat gezeten, maar toch ook niet altijd. Eén van m’n bezigheden betrof het in mekaar flansen van een kweekbakje met verwarming, en eentje met verwarming én extra verlichting. Meer over die bakjes later. Deze bakjes ga ik zeker gebruiken om in januari van het volgende jaar met de nieuwe peperplantjes te beginnen. Ik ga ook meerdere soorten proberen. Ik de AH kocht ik eens een mengeling van verschillende soorten pepers. Ik zou mezelf niet zijn mocht ik niet de zaadjes bewaard hebben. Het gaat meer specifiek over de variëteiten Habanero, Jalapeno, en Naga Jolokia. Van die Habanero proefde ik tijdens het koken onachtzaam een stuk veel groter dan me lief was. Onder het motto “pijn is geen smaak” bleek dat niet voor herhaling vatbaar. Ik wil ze voor de lol toch eens proberen te kweken.

En dus komen we, na meer dan negen maanden plezant gepruts met pepertjes, tot m’n voorlopig fenomenaal optimale werkwijze om pepertjes te kweken:

– in de loop van januari zaaien in wc-rolletjes in m’n verwarmde kweekbakje
– na het ontkiemen in het kweekbakje met extra licht zetten
– zodra groot genoeg verspenen naar een bloempotje, met een satéstok als steun

– op warme en zonnige plaats zetten
– niet in de serre planten zolang het daar ’s nachts <10°C wordt
– idem voor planten in potten op terras
– geen stinkers (of iets anders) in dezelfde pot planten ‘om het wat op te fleuren’
🙄

Groeten,
Guy