Kaapse zonnedauw zaaien

Vleesetende planten zijn ietwat fascinerend. Ons idee van een plant is doorgaans dat het een vorm van leven is die passief in de grond zit, en zo bewegingsloos mogelijk mineralen uit de grond zit te zuigen. We vinden het al een hele prestatie wanneer die tamme flora erin slaagt om min of meer de dagelijkse beweging van de zon te volgen – de ene soort als iets enthousiaster dan de andere – en bij duisternis langzaam de blaadjes dicht te vouwen. En dan blijken er planten te bestaan die liever zelf levende beesten vangen, dan zich lamlendig te laven aan mineralen die entropiegewijs langzaam vrijkomen uit beesten die toevallig in de nabije omgeving het loodje legden. Vooral de snel reagerende venusvliegenvangers spraken danig tot mijn verbeelding, toen ik destijds enkele decennia minder op de teller des tijds had.

Als kind vroeg ik me stiekem af wat er zou gebeuren als je een vinger in zo’n venusvliegenvanger zou steken. Mogelijks prikkelde de film ‘Invasion of the Body Snatchers‘ – de versie uit 1978 met Leonard Nimoy – m’n fantasie iets te ijverig. Als Spock plotseling mét mensenoren en zónder piew-piew-ruimtewapens zomaar ineens mensenetende peulen te lijf moest gaan, dan was alles mogelijk, dacht ik, en dan bekijk je plantaardig leven in de onmiddellijke leefomgeving maar beter met enige argwaan. Het plaatselijke plantenbestand bleek evenwel vrij onschuldig, zo bleek, tenminste als we de minder gevaarlijke doch hoogst hinderlijke distels en brandnetels even buiten beschouwing laten.

Ik ben al m’n hele leven zot van plantjes en beestjes en zo, en ik heb eigenlijk altijd graag zo’n vleesetend plantje willen hebben. Door andere prioriteiten (noem het voor mijn part gerust luiheid) en zuinigheid (weinig geld, ordinaire gierigheid, of afwisselend beide?) kwam het er maar niet van. Heden zit ik in een situatie waarin ik aanzienlijk meer vrije tijd heb  – wat je best benijdenswaardig kan vinden, tenminste als je de oorzaak van m’n ledigheid er niet hoeft bij te nemen.

de mensenetende plant Audrey, uit de film Little Shop of Horrors (1986)

Aan de financiële zijde van het leven bevind ik me ergens in de grenszone tussen ‘weinig geïnteresseerd in geld of rijkdom’ en ‘toch maar liever geen cent teveel uitgeven’. Eerder dit jaar kocht ik online zaadjes van Kaapse zonnedauw (Drosera capensis). En die zaadjes kwamen uit Canada, godbetert. Eventuele douanerestricties waren niet zo belangrijk. Zaadjes van Drosera capensis zijn zo onooglijk klein dat ze op een scanner niet waargenomen worden, en kunnen met een gewone brief verzonden worden.

De verpakking moet je heel voorzichtig openen, op een plek met veel licht en weinig tocht. Als je ze in een plastic zakje stopt, blijven ze gegarandeerd als een stofje aan de wand van het zakje hangen.  En wanneer je ze zaait, zie je niet waar de zaadjes terecht gekomen zijn.

de ‘stofjes’ in het plastic gripzakje zijn de zaadjes

De zaailingen en de volwassen plantjes zijn behoorlijk kieskeurig. Niet alleen verlangen ze veel licht en veel water, maar het is nog niet eender wélk water je ze geeft. Ze gedijen best in een neutraal medium, zonder veel voedingstoffen en mineralen, en drinken liefst regenwater. Geen gewone potgrond dus, zeker geen meststoffen, en zelfs in leidingwater zitten er teveel mineralen voor zonnedauw.

M’n zelfgekweekte zonnedauwtjes, ruim een half jaar nadat ik de zaadjes ontving.


Ik maakte een kleine fotomontage van het hele gedoe en plaatste het op Youtube: https://youtu.be/2KxNj7oPjCY


Voor meer informatie omtrent het zaaien en de verzorging, verwijs ik u gaarne naar het alleswetende WWW.

Groeten,
Guy


Meer weten over het zaaien en verzorgen van Kaapse zonnedauw?

Vragen, opmerkingen of tips? Laat het hier gerust weten!

lieveheersbeestjeshotel

Een dikke week geleden geleden had ik het over het legertje lieveheersbeestjeslarven (24 letters!) dat dit jaar als heuse miniterminators het bladluizenbestand op m’n groensels en andere flora redelijk meedogenloos termineerde.  

Alleen de dromedarisluis op m’n stekjes krulwilg konden ze niet de baas. Aangezien dromedarisluizen de grootste bladluizen zijn die te onzent voorkomen, is dat begrijpelijk. De populatie op m’n wilgenstekjes was evenwel klein, zichtbaar en traag genoeg om eigenhandig allemaal plat te knijpen.

dromedarisluizen

Natuurlijk zou ik gaarne elk jaar een efficiënt legertje lieveheersbeestjeslarven bij de hand hebben, dat ik desgewenst kan inzetten waar ik wil. M’n tuin en lochtingske zijn behoorlijk gifvrij, en in het najaar wordt de tuin niet ‘winterklaar’ gemaakt door alle mogelijke overwinteringsplaatsen ‘netjes’ op te ruimen. Ik heb doorgaans niet buitensporig veel op met ‘netjes’, en al zeker niet wanneer het tussen aanhalingstekens staat. In de tuin volstaat het dat het rommeltje helemaal onder controle is en geen enkel spuigat uitloopt – doch we dwalen af. Om de kans te verhogen dat er veel lieveheersbeestjes overwinteren in de onmiddellijke omgeving, zodat ze volgend voorjaar meteen terminatorgewijs aan de slag kunnen, wou ik dus enkele veilige extra overwinteringsplaatsen voorzien.

Nu wil het geval dat je geen twee planken en een schroef voor m’n neus kan leggen, of ik schroef de twee planken aan mekaar. Ik had nog enkele restjes afvalhout, en tussen het brandhout van de buurvrouw kon ik mooie stukken schors bijeen sprokkelen, dus ging ik aan de slag om een winters logement voor die nuttige beestjes in mekaar te flansen.

Met het hout maakte ik een bakje, dat ik deels vulde met lagen schors, en verder met gedroogd mos en droge klimopbladeren uit de tuin. Om het geheel goed beschut en droog te houden, bedekte ik de achterkant (die tegen de wand komt) met een stuk plastic van een zak zand uit de plaatselijke DHZ-zaak – altijd handig om enkele zo’n lege zakken te bewaren. De andere zijden bekleedde ik nogal abundant met grote stukken schors. Lieveheersbeestjes kruipen graag via gaten en spleten in beschutte plekjes om te overwinteren, dus zorg zeker dat er de nodige gaten kieren zijn waardoor ze naar binnen kunnen.
(klik op de foto’s om te vergroten)

Het resultaat is helemaal wat ik voor ogen had, althans qua uitzicht. Qua affectiviteit valt het natuurlijk nog af te wachten. Ik sluit vooralsnog niet uit dat het ding helemaal niet bewoond zal worden door lieveheersbeestjes, maar wel door allerlei ander gedierte en ongedierte. Voor hetzelfde geld zit er volgend jaar een hele nest wespen in. Weet ik eigenlijk veel – ik klooi tenslotte ook maar wat raak.

In het voorjaar was me ook al een gelijkaardige knutseldrang te beurt gevallen. Dat leidde toen tot dit resultaat. De bedoeling is dat de klimop er nog omheen groeit, zodat het boeltje uiteindelijk wat meer beschut hangt.

Tip: Wanneer je stukken boomschors gebruikt: plaats ze steeds met de holle kant naar beneden, als afdakjes, zodat water van mist of dauw niet kan verzamelen maar wegvloeit.

Groeten,
Guy

Vragen, opmerkingen of tips? Laat het hier gerust weten!

lieveheersbeestjes vs bladluizen

Elk jaar trekt de moestuinier ten strijde tegen bladluizen. Op ontelbare sites lees je tips en tricks en strategieën om de kleine rotbeestjes te verslaan. Een generatie of twee geleden maakte de doorsnee moestuinier weinig bezwaar tegen het gebruik van giftige smeerlapperij. Een lochting moest groensels opbrengen, en daarmee uit. De ‘boomergeneratie’ was toen nog volop, en zonder veel argwaan, aan het bouwen aan hun latere reputatie.

In m’n kindertijd kende ik al ‘E605’, de benaming waarmee men gemeenzaam het gif  (ethyl)parathion bedoelde. Dit sterke insecticide werd in België in 2002 bij wet verboden, en sinds 2005 in de hele Europese Unie, omdat het, welja, giftige smeerlapperij is. Toen ik kind was, werd dit middel voor zelfdoding gebruikt door de stiefvader van een tante of iets in die aard. De precieze familiale hoedanigheid van die rare man in kwestie kon ik destijd niet goed duiden, en het interesseerde me eigenlijk ook maar matig – ik had nooit enig woord met hem uitgewisseld, en zelfs amper een blik. Maar de E605 bleef me bij als iets akeligs dat je maar beter niet al te enthousiast over voedingswaren kiepert.

Zelf heb ik, ruim twee decennia later, ook wel eens een insecticide gebruikt.  Dat was een insecticide op basis van een chrysantenextract. De vermelding ‘BIO’ op de verpakking liet me in de waan dat het een volstrekt onschuldig goedje was, waarmee je zonder nevenschade dat kleine bladluisgepuis te lijf kon gaan. Wist ik toen veel. De bladluizen gingen eraan, en tegelijk de natuurlijke vijanden van de bladluizen, en wellicht ook nog wat andere collateral damage in de insectenwereld. Waardoor de boel enkele weken later alwéér onder de bladluizen zat.

Later probeerde ik nog allerlei huis- tuin- en keukenbrouwsels die me op het Wondere Web van Wijsheid ten zeerste aangeraden werden, het ene al harder meurend dan het andere. Ook lavameel, diatomeeënaarde en neemolie passeerden de revue, al dan niet in combinatie met de stinkende brouwsels.  En allen hadden ze een beperkt effect. De levenscyclus en voortplanting van bladluizen verlopen nu eenmaal aanzienlijk sneller dan die van hun predatoren, die eveneens wegbleven of het hoekje om gingen. Wat ik evenwel nog niet geprobeerd had, was om gewoon helemaal niks kunstmatigs te ondernemen tegen de ongewenste fauna.  Dat de natuur z’n eigen rommel maar oplost.

En de natuur deed dat voortreffelijk, stelde ik vast.

Twee jaar geleden plantte ik een spontaan ontsproten hopplantje tegen de zijkant van ons vrij recent gebouwde tuinkot annex fietsenkot. Die wand kon wel wat groene aankleding gebruiken. De hop doet het daar prima, en vanaf mei de bladluizen ook. Ik liet ze hun gang gaan, en vrij snel zat die hele hopplant vol met larven van lieveheersbeestje. De plant was een heuse kwekerij voor lieveheersbeestjes geworden. (Gelukkig niet alleen de Aziatische variant, maar ook het inheemse zevenstippelige en het kleinere tweestippelige lieveheersbeestje.)

Wellicht weet je wel dat lieveheersbeestjes en hun larven gaarne bladluizen opsmikkelen. Ik heb het allemaal geduldig zitten te begluren, en die larven zuigen inderdaad bladluizen leeg alsof het een lieve lust is, wat het voor die beestjes waarschijnlijk ook gewoon is. De ene na de andere bladluis ging eraan. En als ze al even stoppen met vreten, dan is het om te vervellen en daarna met een nog grotere eetlust verder te gaan. Een lieveheersbeestje legt in haar leven zowat 1000 eitjes. Elke larve kan honderden bladluizen opeten. (klik op de foto’s om te vergroten)

Wanneer ik een beginnende bladluizeninfestatie zag op andere planten – met name de tuinbonen blijken elk jaar een geliefkoosd doelwit te zijn in m’n kleine lochtingske – dan verhuisde ik enkele larven, en die begonnen dan meteen als een soort miniterminators alle aanwezige bladluizen te liquideren. Ook andere insecten of hun larven komen trouwens graag aan een bladluizenbuffet aanschuiven: zweefvliegen, gaasvliegen, oorwormen, schildkevers, sluipwespen, roofwantsen,…

Ik maakte dit korte en ietwat knullige filmpje van etende lieveheerbeestjeslarven op jonge akeleiplantjes: https://youtu.be/0fNtMU2yAj8

Een gezonde plant kan doorgaans lang genoeg een beginnende bladluizenplaag aan, tot er voldoende natuurlijke vijanden gearriveerd zijn om voor evenwicht te zorgen. Tenminste als de tuin voldoende aantrekkelijk voor insecten en vergifvrij is, en je die vijanden vrij spel geeft.

Besluit? Voortaan geen frustrerend geklooi meer met middeltjes om bladluizen tegen te gaan in m’n moestuintje.  Ik zorg vooral dat hun natuurlijke vijanden het goed naar hun zin hebben, en in ruil maken ze korte metten met de bladluizen. Misschien lukt dit het ene jaar al beter dan het andere, maar kom, dat zien we later dan wel weer.

Groeten,
Guy


Meer weten over lieveheersbeestjes?


Fun fact:
Lieveheersbeestjes hebben nogal wat verschillende benamingen naargelang het dialect.

bron: https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect-vertaler.php?woord=lieveheersbeestje