oorwormen vs bladluizen

Tot voor kort had ik nooit gedacht dat ik wel eens schuilplaatsen voor oorwormen zou maken.  Ik heb nooit veel gehad met die diertjes, en de scharen op hun achterlijf maakten ook al geen noemenswaardige indruk op me. Ik vond ze hooguit een beetje irritant wanneer ze zich weer eens verstopt hadden in een trosje zelfgekweekte druiven, en ik gooide ze achteloos bij de kippen. Die werkten het diertje vervolgens *hap* bliksemsnel naar binnen. Buiten gooibereik van de kippenren liet ik de diertjes gewoon met rust.

Maar een kleine twee weken geleden zag ik deze tweet passeren, waarin een tuinbouwleraar op pensioen ons streng aanmaande om onverwijld schuilplaatsen voor deze insectjes te gaan maken. Ja, tarara, dacht ik eerst, ik zal me nogal eens een beetje gaan uitsloven voor een stel frakking oorwormen. Doch de boodschap intrigeerde me genoeg om me nader te informeren, wat wellicht ook de bedoeling was van de tweet, en ik leerde dat oorwormen geduchte vijanden zijn van bladluizen.

Natuurlijk dacht ik onmiddellijk aan m’n tuinbonen die vorig jaar belaagd werden door bladluizen. Ik had geen preventieve maatregelen genomen door de planten te toppen, en voor ik er erg in had zat de hele boel vol met bladluizen.

Ik ben niet van het type dat onmiddellijk grijpt naar chemische oorlogsvoering ter exterminatie van ongedierte, dus probeerde ik enkele huis- tuin en keukenremedies zonder naar giftige troep te grijpen. Weliswaar met (steeds tijdelijk) succes, maar te laat begonnen, en planten en bonen bedekt met vieze bladluizensmurrie zijn verre van aangenaam.
Het leek me dus een goed idee om zelf aan de slag te gaan met het vergaren van oorwormen om eventuele bladluizeninfestaties op volstrekt natuurlijke wijze in de kiem te smoren, of toch tenminste zulks te betrachten. Nu wil het geval dat ik gisteren ons voortuintje opgekuist heb, en dat het snoeiafval (stengels, verdorde lange bladeren, verdorde oregano) wel eens geschikt zou zijn hiervoor. In de ongebruikte weide achter ons huis heb ik ook nog verdorde distelstengels van vorig jaar gehaald – dat zijn grote stevige holle stengels – en restanten van de gele lis uit de gracht naast m’n lochtingske. Zo’n oorwurm zit namelijk graag in nauwe spleten en in holle stengels. Het is de bedoeling om ze te laten huisvesten in het oorwormenhotel, en ze nadien naar een plaats te brengen waar ze bladluizen moeten gaan opeten.

Oorwormhotel 1:

Oorwormhotel 2 (met een stuk PET-fles):

Oorwormhotel 3:

Oorwormhotel 4:

Nadien had ik nog zo’n grote hoop rotzooi over dat ik er nog wat met een stukje ijzerdraad tot een worst bij mekaar gebonden heb, en daar was oorwormhotel 5:

Ik heb ze op verschillende plaatsen waar ik soms oorwormen zie, op de grond gelegd. Over pakweg een maand of twee plaats ik ze, hopelijk met oorwormen en al, onder en tussen de tuinbonen. Of deze verschillende oorwormenlokkers allemaal goed zullen werken? Ik laat het hier vast en zeker weten!

Groeten,
Guy

Update:
Ik heb die oorwormenspullen dus vooral bij de tuinbonen geplaatst:

**********************************************************************************
zie ook:

https://www.eigenwijsblij.nl/huis-tuin/een-oorwormenpot-dat-maak-je-zelf-met-mijn-stappenplan

https://www.natuurwetenschapentechniek.nl/nieuws/lesidee-groep-5-t-m-8/maak-een-oorwormenpot

**********************************************************************************

het nieuwe lochtingseizoen: peper, paprika, tuinbonen en gember

Het nieuwe lochtingseizoen is begonnen. De pepertjes zijn al verspeend, de paprika’s ontkiemd en de eerste 25 tuinbonen voorgezaaid. Met de peper en de paprika ben ik een week later begonnen dan vorig jaar. M’n zelf in mekaar geknutselde minipropagators geven de plantjes genoeg voorsprong, zo heb ik vorig jaar gemerkt. Vrouwlief heeft het beginnende tropische woud in de betreffende kamer getolereerd, maar wat haar betreft mag het allemaal wat minder zijn. Ze heeft de moestuin liever buitenshuis.
Om één of andere reden vond ik het een goed idee om m’n moestuinavonturen eens weer te geven in ‘draadjes’ op m’n lochtingtwitteraccount. Zo lopen daar momenteel al een peper-, paprika-, tuinboon– en gemberdraadje. Voor de noorderburen die mogelijks de nomenclatuur niet meteen kunnen thuisbrengen: ‘lochting(ske)’ is Vlaams voor ‘moestuin(tje)’.

Ik beperk me dit jaar opnieuw tot drie variëteiten pepertjes: jalapeño, Spaanse peper en habanero. Dat dekt alle toepassingen die ik voor ogen heb: mild, redelijk heel en heet. En voldoende opbrengst om genoeg sambal oelek te maken tot de volgende oogst er is.

Van paprika kan een mens niet genoeg hebben. De klassieke blokpaprika gaf me minder opbrengst dan de puntpaprika, dus nu méér puntpaprika en minder blokpaprika. Ik heb ook een kleine snackpaprika toegevoegd voor uit het vuistje, en ‘Yellow Elephant’ voor gewoon véél paprika. (de zaadjes voor deze laatste twee bekwam ik hier) Het zaaien en laten opgroeien gebeurt op dezelfde manier als de peper.

Ook tuinbonen zaai ik voor in wc-rolletjes, in twee keer. Je weet nooit dat een ‘batch’ door omstandigheden mislukt. Spreiding van het risico, zeg maar. De eerste batch kreeg te maken met de strenge vorst, en heb ik in m’n kleine serre beschermd met enkele afgedankte vlaggen. (Wanneer een bedrijf het bedrijfslogo verandert, is dat doorgaans niet meer dan een door dure communicatiespecialisten aangeraden maar verder volstrekt nutteloze verspilling van tijd en geld. In het beste geval zorgt het voor een enorme hoop bruikbaar kladpapier, met oud logo bedrukte omslagen voor diverse huis- tuin- en keukentoepassingen, en obsoleet geworden bedrijfsvlaggen om in de winter planten mee af te dekken. Maar we dwalen ongetwijfeld af.) Zodra de eerste reeks tuinbonen ontkiemd is, gaan ze de grond in, en dan zaai ik de tweede helft.

Gezien het succes van m’n gemberexperiment vorig jaar, heb ik deze keer twéé stukjes gember gekocht om te trachten verder te kweken. Vorig jaar bleek de bloempot waarin ik de gember geplant had, uiteindelijk nogal aan de kleine kant uit te vallen. Dat moet deze keer beter. Enkele prijsvergelijkingen leerden me snel dat het veel goedkoper is om van die bouwemmers te kopen, in plaats van bloempotten met een gelijkaardige diameter. Die bouwemmers zijn bovendien stevig én hebben een handig handvat. Je moet natuurlijk wel enkele gaten in de bodem maken, zodat overtollig water weg kan.


Ik heb geen idee of ik vorig jaar gewoon beginnersgeluk had met m’n gemberknolletje. Maar omdat het zo succesvol was, doe ik het nu – op de grotere pot na – op precies dezelfde manier.

Vorige week vroor het nog de stenen uit de grond, maar de komende dagen wordt het heel zacht weer. Een verschil van 20°C op een goede week tijd.


Dan kunnen we stilaan weer buiten beginnen te prutsen. M’n lichaam en geest zijn allebei toe aan wat fysiek buitenwerk. Ik ben vooral benieuwd wat het effect zal zijn van de mulchlaag waarmee ik voor het eerst m’n moestuin afdekte om tijdens de winter de grond te beschermen. Zo’n laag beschermt de aarde tegen de weersomstandigheden en stimuleert het bodemleven hopelijk genoeg, zodat spitten overbodig wordt. En als de entropie doet wat ze altijd doet, voedt de mulchlaag ook de bodem. Biochemische processen kunnen de wonderbaarlijkste succesjes boeken en prachtige dingen laten groeien, maar op het einde van de rit wint de entropie altijd. Je bent de basis van een hoofdwet of je bent het niet.

Vorig jaar zat ik soms te knoeien om water te geven aan de verspeende plantjes in huis. De plantenspuit geeft te weinig debiet, en m’n gietertje is te lomp. Het water komt te geweldig uit de tuit, het is moeilijk om precies te doseren, en er werd al eens water in het rond gesmost. Met behulp van een beetje teflon, een stukje plastiek dat ik van een oude speelgoedtoeter afgezaagd heb, en zo’n plastieken injectiespuit heb ik nu iets om heel precies water te geven, netjes op de juiste plaats en precies de juiste hoeveelheid. Het tuitje kan gewoon naar believen van de gieter gehaald en er terug opgestoken worden.

Je kan natuurlijk ook gewoon een plantengieter met lange smalle tuit kopen, maar ook zo’n tuit vind ik soms nog te breed. Er kan vaak ook maar weinig water in zo’n gieter. En waarom iets kopen als je het ook gewoon met rommel in mekaar kan bricoleren, helemaal zoals je het zelf wenst? Geen grondstoffen nodig, geen productie, geen energie, geen transport. Of het milieubewuste creativiteit betreft, dan wel ordinaire gierigheid, dat laat ik gemakshalve graag in het midden.

Groeten,
Guy