lieveheersbeestjeshotel

Een dikke week geleden geleden had ik het over het legertje lieveheersbeestjeslarven (24 letters!) dat dit jaar als heuse miniterminators het bladluizenbestand op m’n groensels en andere flora redelijk meedogenloos termineerde.  

Alleen de dromedarisluis op m’n stekjes krulwilg konden ze niet de baas. Aangezien dromedarisluizen de grootste bladluizen zijn die te onzent voorkomen, is dat begrijpelijk. De populatie op m’n wilgenstekjes was evenwel klein, goed zichtbaar en traag genoeg om eigenhandig allemaal plat te knijpen.

dromedarisluizen

Natuurlijk zou ik gaarne elk jaar een efficiënt legertje lieveheersbeestjeslarven bij de hand hebben dat ik desgewenst kan inzetten waar ik wil. M’n tuin en lochtingske zijn behoorlijk gifvrij, en in het najaar wordt de tuin niet ‘winterklaar’ gemaakt door alle mogelijke overwinteringsplaatsen ‘netjes’ op te ruimen. Ik heb doorgaans niet buitensporig veel op met ‘netjes’, en al zeker niet wanneer het tussen aanhalingstekens staat. In de tuin volstaat het dat de rommel min of meer onder controle is en geen enkel spuigat uitloopt – doch we dwalen af. Om de kans te verhogen dat er veel lieveheersbeestjes overwinteren in de onmiddellijke omgeving, zodat ze volgend voorjaar meteen terminatorgewijs aan de slag kunnen, wou ik dus enkele veilige extra overwinteringsplaatsen voorzien.

Nu wil het geval dat je geen twee planken en een schroef voor m’n neus kan leggen, of ik schroef de twee planken aan mekaar. Ik had nog enkele restjes afvalhout, en tussen het brandhout van de buurvrouw kon ik mooie stukken schors bijeen sprokkelen, dus ging ik aan de slag om een winters logement voor die nuttige beestjes in mekaar te flansen.

Met het hout maakte ik een bakje, dat ik deels vulde met lagen schors, en verder met gedroogd mos en droge klimopbladeren uit de tuin. Om het geheel goed beschut en droog te houden, bedekte ik de achterkant (die tegen de wand komt) met een stuk plastic van een zak zand uit de plaatselijke DHZ-zaak – altijd handig om enkele zo’n lege zakken te bewaren. De andere zijden bekleedde ik nogal abundant met grote stukken schors. Lieveheersbeestjes kruipen graag via gaten en spleten in beschutte plekjes om te overwinteren, dus zorg zeker dat er de nodige gaten kieren zijn waardoor ze naar binnen kunnen.
(klik op de foto’s om te vergroten)

Het resultaat is helemaal wat ik voor ogen had, althans qua uitzicht. Qua affectiviteit valt het natuurlijk nog af te wachten. Ik sluit vooralsnog niet uit dat het ding helemaal niet bewoond zal worden door lieveheersbeestjes, maar wel door allerlei ander gedierte en ongedierte. Voor hetzelfde geld zit er volgend jaar een hele nest wespen in. Weet ik eigenlijk veel – ik klooi tenslotte ook maar wat raak.

In het voorjaar was me ook al een gelijkaardige knutseldrang te beurt gevallen. Dat leidde toen tot dit resultaat. De bedoeling is dat de klimop er nog omheen groeit, zodat het boeltje uiteindelijk wat meer beschut hangt.

Tip: Wanneer je stukken boomschors gebruikt: plaats ze steeds met de holle kant naar beneden, als afdakjes, zodat water van mist of dauw niet kan verzamelen maar wegvloeit.

Groeten,
Guy

Vragen, opmerkingen of tips? Laat het hier gerust weten!

lieveheersbeestjes vs bladluizen

Elk jaar trekt de moestuinier ten strijde tegen bladluizen. Op ontelbare sites lees je tips en tricks en strategieën om de kleine rotbeestjes te verslaan. Een generatie of twee geleden maakte de doorsnee moestuinier weinig bezwaar tegen het gebruik van giftige smeerlapperij. Een lochting moest groensels opbrengen, en daarmee uit. De ‘boomergeneratie’ was toen nog volop, en zonder veel argwaan, aan het bouwen aan hun latere reputatie.

In m’n kindertijd kende ik al ‘E605’, de benaming waarmee men gemeenzaam het gif  (ethyl)parathion bedoelde. Dit sterke insecticide werd in België in 2002 bij wet verboden, en sinds 2005 in de hele Europese Unie, omdat het, welja, giftige smeerlapperij is. Toen ik kind was, werd dit middel voor zelfdoding gebruikt door de stiefvader van een tante of iets in die aard. De precieze familiale hoedanigheid van die rare man in kwestie kon ik destijd niet goed duiden, en het interesseerde me eigenlijk ook maar matig – ik had nooit enig woord met hem uitgewisseld, en zelfs amper een blik. Maar de E605 bleef me bij als iets akeligs dat je maar beter niet al te enthousiast over voedingswaren kiepert.

Zelf heb ik, ruim twee decennia later, ook wel eens een insecticide gebruikt.  Dat was een insecticide op basis van een chrysantenextract. De vermelding ‘BIO’ op de verpakking liet me in de waan dat het een volstrekt onschuldig goedje was, waarmee je zonder nevenschade dat kleine bladluisgepuis te lijf kon gaan. Wist ik toen veel. De bladluizen gingen eraan, en tegelijk de natuurlijke vijanden van de bladluizen, en wellicht ook nog wat andere collateral damage in de insectenwereld. Waardoor de boel enkele weken later alwéér onder de bladluizen zat.

Later probeerde ik nog allerlei huis- tuin- en keukenbrouwsels die me op het Wondere Web van Wijsheid ten zeerste aangeraden werden, het ene al harder meurend dan het andere. Ook lavameel, diatomeeënaarde en neemolie passeerden de revue, al dan niet in combinatie met de stinkende brouwsels.  En allen hadden ze een beperkt effect. De levenscyclus en voortplanting van bladluizen verlopen nu eenmaal aanzienlijk sneller dan die van hun predatoren, die eveneens wegbleven of het hoekje om gingen. Wat ik evenwel nog niet geprobeerd had, was om gewoon helemaal niks kunstmatigs te ondernemen tegen de ongewenste fauna.  Dat de natuur z’n eigen rommel maar oplost.

En de natuur deed dat voortreffelijk, stelde ik vast.

Twee jaar geleden plantte ik een spontaan ontsproten hopplantje tegen de zijkant van ons vrij recent gebouwde tuinkot annex fietsenkot. Die wand kon wel wat groene aankleding gebruiken. De hop doet het daar prima, en vanaf mei de bladluizen ook. Ik liet ze hun gang gaan, en vrij snel zat die hele hopplant vol met larven van lieveheersbeestje. De plant was een heuse kwekerij voor lieveheersbeestjes geworden. (Gelukkig niet alleen de Aziatische variant, maar ook het inheemse zevenstippelige en het kleinere tweestippelige lieveheersbeestje.)

Wellicht weet je wel dat lieveheersbeestjes en hun larven gaarne bladluizen opsmikkelen. Ik heb het allemaal geduldig zitten te begluren, en die larven zuigen inderdaad bladluizen leeg alsof het een lieve lust is, wat het voor die beestjes waarschijnlijk ook gewoon is. De ene na de andere bladluis ging eraan. En als ze al even stoppen met vreten, dan is het om te vervellen en daarna met een nog grotere eetlust verder te gaan. Een lieveheersbeestje legt in haar leven zowat 1000 eitjes. Elke larve kan honderden bladluizen opeten. (klik op de foto’s om te vergroten)

Wanneer ik een beginnende bladluizeninfestatie zag op andere planten – met name de tuinbonen blijken elk jaar een geliefkoosd doelwit te zijn in m’n kleine lochtingske – dan verhuisde ik enkele larven, en die begonnen dan meteen als een soort miniterminators alle aanwezige bladluizen te liquideren. Ook andere insecten of hun larven komen trouwens graag aan een bladluizenbuffet aanschuiven: zweefvliegen, gaasvliegen, oorwormen, schildkevers, sluipwespen, roofwantsen,…

Ik maakte dit korte en ietwat knullige filmpje van etende lieveheerbeestjeslarven op jonge akeleiplantjes: https://youtu.be/0fNtMU2yAj8

Een gezonde plant kan doorgaans lang genoeg een beginnende bladluizenplaag aan, tot er voldoende natuurlijke vijanden gearriveerd zijn om voor evenwicht te zorgen. Tenminste als de tuin voldoende aantrekkelijk voor insecten en vergifvrij is, en je die vijanden vrij spel geeft.

Besluit? Voortaan geen frustrerend geklooi meer met middeltjes om bladluizen tegen te gaan in m’n moestuintje.  Ik zorg vooral dat hun natuurlijke vijanden het goed naar hun zin hebben, en in ruil maken ze korte metten met de bladluizen. Misschien lukt dit het ene jaar al beter dan het andere, maar kom, dat zien we later dan wel weer.

Groeten,
Guy


Meer weten over lieveheersbeestjes?


Fun fact:
Lieveheersbeestjes hebben nogal wat verschillende benamingen naargelang het dialect.

bron: https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect-vertaler.php?woord=lieveheersbeestje

oorwormen vs bladluizen

Tot voor kort had ik nooit gedacht dat ik wel eens schuilplaatsen voor oorwormen zou maken.  Ik heb nooit veel gehad met die diertjes, en de scharen op hun achterlijf maakten ook al geen noemenswaardige indruk op me. Ik vond ze hooguit een beetje irritant wanneer ze zich weer eens verstopt hadden in een trosje zelfgekweekte druiven, en ik gooide ze achteloos bij de kippen. Die werkten het diertje vervolgens *hap* bliksemsnel naar binnen. Buiten gooibereik van de kippenren liet ik de diertjes gewoon met rust.

Maar een kleine twee weken geleden zag ik deze tweet passeren, waarin een tuinbouwleraar op pensioen ons streng aanmaande om onverwijld schuilplaatsen voor deze insectjes te gaan maken. Ja, tarara, dacht ik eerst, ik zal me nogal eens een beetje gaan uitsloven voor een stel frakking oorwormen. Doch de boodschap intrigeerde me genoeg om me nader te informeren, wat wellicht ook de bedoeling was van de tweet, en ik leerde dat oorwormen geduchte vijanden zijn van bladluizen.

Natuurlijk dacht ik onmiddellijk aan m’n tuinbonen die vorig jaar belaagd werden door bladluizen. Ik had geen preventieve maatregelen genomen door de planten te toppen, en voor ik er erg in had zat de hele boel vol met bladluizen.

Ik ben niet van het type dat onmiddellijk grijpt naar chemische oorlogsvoering ter exterminatie van ongedierte, dus probeerde ik enkele huis- tuin en keukenremedies zonder naar giftige troep te grijpen. Weliswaar met (steeds tijdelijk) succes, maar te laat begonnen, en planten en bonen bedekt met vieze bladluizensmurrie zijn verre van aangenaam.
Het leek me dus een goed idee om zelf aan de slag te gaan met het vergaren van oorwormen om eventuele bladluizeninfestaties op volstrekt natuurlijke wijze in de kiem te smoren, of toch tenminste zulks te betrachten. Nu wil het geval dat ik gisteren ons voortuintje opgekuist heb, en dat het snoeiafval (stengels, verdorde lange bladeren, verdorde oregano) wel eens geschikt zou zijn hiervoor. In de ongebruikte weide achter ons huis heb ik ook nog verdorde distelstengels van vorig jaar gehaald – dat zijn grote stevige holle stengels – en restanten van de gele lis uit de gracht naast m’n lochtingske. Zo’n oorwurm zit namelijk graag in nauwe spleten en in holle stengels. Het is de bedoeling om ze te laten huisvesten in het oorwormenhotel, en ze nadien naar een plaats te brengen waar ze bladluizen moeten gaan opeten.

Oorwormhotel 1:

Oorwormhotel 2 (met een stuk PET-fles):

Oorwormhotel 3:

Oorwormhotel 4:

Nadien had ik nog zo’n grote hoop rotzooi over dat ik er nog wat met een stukje ijzerdraad tot een worst bij mekaar gebonden heb, en daar was oorwormhotel 5:

Ik heb ze op verschillende plaatsen waar ik soms oorwormen zie, op de grond gelegd. Over pakweg een maand of twee plaats ik ze, hopelijk met oorwormen en al, onder en tussen de tuinbonen. Of deze verschillende oorwormenlokkers allemaal goed zullen werken? Ik laat het hier vast en zeker weten!

Groeten,
Guy

Update:
Ik heb die oorwormenspullen dus vooral bij de tuinbonen geplaatst:

**********************************************************************************
zie ook:

https://www.eigenwijsblij.nl/huis-tuin/een-oorwormenpot-dat-maak-je-zelf-met-mijn-stappenplan

https://www.natuurwetenschapentechniek.nl/nieuws/lesidee-groep-5-t-m-8/maak-een-oorwormenpot

**********************************************************************************