over de koninginnenpage en andere vlinders in den hof

Ligt het aan de meer gunstige weersomstandigheden, of aan de mooie actie MaaiMeiNiet, dat ik dit jaar veel meer vlinders spotte dan de voorbije jaren? Als volstrekt ondeskundige vermoed ik beide, maar sla me niet dood als dit slechts gewauwel van een onwetende leek zou zijn. Een beleefde vermaning volstaat in dat geval, al dan niet vergezeld van een meewarige hoofdgebaar.

Om geen reden in het bijzonder besloot ik eerder dit jaar om elke (dag)vlindersoort te fotograferen die in ons bescheiden tuintje kwam fourageren. Vreemd genoeg zag ik vlinders die ik nooit eerder zag, terwijl ik andere wijdverspreide soorten wel verwachtte, maar niet zag. Zo bleven de distelvlinder en de kleine vos hardnekkig buiten m’n gezichtsveld.

Om al die rondvliegende fauna met naam en toenaam te kunnen noemen, laat ik me graag bijstaan door apps als Obsidentify. In deze geweldige tijd van beeldherkenning en prille artificiële intelligentie, kan ook een volslagen entomologische leek daarmee op kennerstoontje debiteren welke drie soorten zandoogjes hij in z’n tuin aantrof, terwijl hij de dag tevoren nog niet van hun bestaan afwist.

We zagen het bonte zandoogje, het bruine zandoogje, en het oranje zandoogje (vlnr). Op het eerste gezicht is het oranje zandoogje hier bruiner dan het bruine zandoogje, maar door het aantal witte stipjes (één of twee) in de zwarte oogjes op de vleugels laten ze zich vrij gemakkelijk onderscheiden. (klik op de foto om te vergroten)

Verder troffen we aan: gehakkelde aurelia, dagpauwoog, klein koolwitje, atalanta, en ook het muntvlindertje mag erbij. Deze laatste is eigenlijk een mot, maar een dagactieve, en daarom zien we de motheid even door de vingers. (klik op de foto om te vergroten)

De citroenvlinder liet zich meermaals zien, maar toen ik terugkwam met m’n tablet voor een fotosessie, was de vlinder telkens alweer gaan vliegen. Jawel, de fotografische uitrusting die ik gebruik, beperkt zich tot een niet al te dure tablet van enkele jaren oud. Met m’n Nokia 3310 kan ik weliswaar ook foto’s maken, doch de beeldkwaliteit daarvan is ronduit bedroevend. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is de hoeveelheid state-of-the-artelektronica hier te onzent weinig representatief voor de doorsnee man van middelbare leeftijd met een ingenieursdiploma in elektronica/telecommunicatie op zak. Ik roei wel vaker tegen de stroom in, en doorgaans zonder veel erg, maar laat ons daar vooral niet verder over uitweiden.

Dit jaar zag ik ook voor het eerst koninginnenpages in de tuin. In een eerder stukje schreef ik hoe ik in juli twee rupsen liet uitgroeien tot zulke prachtvlinders, en momenteel heb ik er opnieuw twee. Ik trof er drie aan als piepjonge rupsjes aan op spontaan uitgezaaide dilleplanten, en besloot ze op te volgen. In het laatste stadium zette ik er twee veilig apart, zoals ik ook eerder dit jaar al gedaan had. Intussen zijn ze verpopt. (klik op de foto om te vergroten)

Ik veronderstel dat ze nu rustig als pop gaan overwinteren en pas in april 2022 als vlinder tevoorschijn zullen komen. De derde vond ik niet meer terug. Wellicht zit die nu als pop ergens verscholen in m’n kleine moestuintje. Wordt over enkele maanden vervolgd!

Groeten,
Guy

Helemaal terzijde: de buxusmot komt vaak in de media opdat ze ravages aanricht in van die nette tuintjes met van die netjes geknipte buxusstruiken, maar ik had er nog nooit eentje IRL gezien. Tot ergens in 2021 dus 😉

de koninginnenpage

Begin juli vond ik een prachtige rups op de binnenkant van de deur van de serre. M’n eerste reflex bij het aantreffen van rupsen en andersoortige larven, is om ze bij de kippen te gooien. Die slaan zo’n heerlijk proteïnenpakketje nooit af, en doorgaans komt er toch maar één of andere onbestemde mot uit – nee, ik ben geen kenner. Deze vrij grote rups viel echter op door haar kleurenpracht: een koninginnenpage op het einde van haar levensfase als rups. Deze hap mochten de kiekens op hun buik schrijven. M’n kleine serre was wellicht niet de beste plaats om te gaan verpoppen, en al zeker niet de deur daarvan, dus heb ze in een bosje opgeschoten snijselder van vorig jaar gezet. Ik bedacht me dat ik een tijdje daarvoor een koninginnenpage eitjes zag afzetten op die snijselder, alsook op lavas en dille.

Een kleine week later zag ik twee zo’n rupsen op een kleine dillescheut zitten. Als ze daar zouden gaan verpoppen, dan zaten ze op een heel kwetsbare plaats. Het was een spontaan uitgekomen dilleplantje, dat ietwat ongelukkig aan de smalle doorgang naast de serre stond. De kans was nogal groot dat de rupsen daar vroegtijdig aan hun einde zouden komen, dus ik besloot om ze in een grote glazen pot te steken en de evolutie tot vlinder te volgen.  Ik heb altijd al een zwak gehad voor dagvlinders – in tegenstelling tot hun nachtelijke soortgenoten die ik vooral als kippensnack beschouw.
Ik gaf ze verse dille te eten, en bevochtigde de boel geregeld lichtjes met een plantenspuit. Ook stak ik twee dikkere takjes in de pot, waaraan ze zich konden vasthechten om te gaan verpoppen. Drie dagen hebben de rupsen flink gegeten – en flink gescheten. De vierde dag draaiden ze rondjes in de pot om een geschikt plekje te vinden, en daar bleven ze dan twee dagen bewegingloos zitten. Toen hingen ze zichzelf aan de tak vast met een gesponnen touwtje. Natuurlijk weeral onopgemerkt. De eerste verpopte toen we op bezoek waren bij m’n schoonouders, de tweede ’s nachts. De dekselse stiekemerds. Opmerkelijk hoe verschillend het kleur van de pop is, ook al leefden en verpopten ze in nagenoeg identieke omstandigheden. (klik op de foto om te vergroten)

Een kleine twee weken na het verpoppen haalde ik de stokjes met de poppen voorzichtig uit de glazen pot, en ik stak ze in een bloempot, op een plaats waar ze veilig en ongestoord konden ontpoppen en uitvliegen. Deze ochtend, toen ik met m’n luie en nog slaperige kop de kiekens te eten ging geven, zag ik de eerste vlinder op zo’n stokje zitten. Ik dolenthousiast natuurlijk, en direct terug naar binnen om m’n tablet te halen voor een fotosessie en om erover te tweeten. Nog geen twee uur later was ook de tweede koninginnenpage ontpopt. Het ontpoppen en het ontvouwen van de vleugels heb ik – je kan het al raden – beide keren helemaal gemist, maar gelukkig heb ik de koninginnenpages nog volop kunnen bewonderen terwijl hun vleugels aan het drogen waren. En ik heb de eerste vlucht van eentje gezien, tot aan de klimop enkele meters verderop. Wat een prachtige schepseltjes zijn het toch. (klik op de foto om te vergroten)

Op het WereldWijde Web van Wijsheid en Vooral Dwazekloterij vond ik deze timelapse opname van de transformatie van een koninginnenpage van rups tot vlinder.

Hoe wonderbaarlijk is zo’n onzichtbare metamorfose – de complexiteit van biologisch leven in z’n volle glorie. Een meer technische uitleg vind je bijvoorbeeld hier.

Groeten,
Guy